Kredietbeoordelaars: wat moeten we ermee?

Dit wordt een wat ongemakkelijke column. De kredietbeoordelaars hebben het helemaal verbruid, met name bij Europese politici. Het omslagpunt in het sentiment was de verlaging van de kredietwaardigheid van een aantal Europese landen. Hoewel verlaging: de aankondiging van een mogelijke plaatsing op de ‘watchlist’  is al voldoende reden voor de financiële markten om de staatsobligaties van het land direct af te waarderen. Sindsdien is er een ware polemiek gaande over het bestaansrecht van de rating-bedrijven (zie hier een bloemlezing van het NRC).

Waarom ongemakkelijk? Eigenlijk deel ik de visie dat de boodschapper niet vermoord mag worden. Er is een parallel met de accountants, dat kredietbeoordelaars niet de feiten maken, maar zich beroepen op de feiten met de kanttekening dat daarbovenop een flinke dosis waarschijnlijkheidsberekening komt. Maar dat weten we toch met z’n allen? We kúnnen de ‘raters’ negeren. Moody’s, S&P en Finch zijn beursgenoteerde commerciële bedrijven met winstoogmerk die ‘producten’ verkopen. Dus gewoon niet kopen? Helaas, zo gemakkelijk ligt het niet.

Grote beleggers laten zich door gebrek aan beter en uit efficiëncy-overwegingen leiden door de rating. Dat heeft alles te maken met hun ‘onafhankelijkheid’ en dan wordt het plotseling zeer ongemakkelijk.

In de VS zijn dit jaar documenten vrijgegeven die een duister licht werpen op hun werkwijze. In de eerste plaats het diepgravende onderzoek naar de crisis uit 2008 van senator Levin (en Coburn) “Wall Street and the Financial Crisis”. Hoofdstuk 5 gaat expliciet over Moody’s en S&P; een onderzoek van de SEC naar de hele sector, en heel bijzonder, een 78 pagina’s tellend commentaar van een klokkenluider van Moody’s.

Het Levin-rapport heeft zwaarwegende kritiek op het businessmodel. De ‘raters’ hadden ooit een model waarbij de belegger betaalde voor het advies (‘subscriber-model’), maar door onvoldoende winstgevendheid is het nu een ‘issuer-model’, d.w.z. dat de banken en bedrijven betalen voor de rating. Dat is ‘de kat op het spek binden’. De belangenverstrengeling bleek zeer innig en soms ronduit chantage. Gevolg is dat de belegger, waarvoor het allemaal bedoeld is, geen rol speelt in de analyse. Het gaat om winst en marktaandeel. Ook klokkenluider Harrington constateert dit op zeer indringende wijze. Ernstiger is dat Levin twijfels heeft over de gehanteerde modellen. Ok, het betreft de rommelhypotheken business, maar het Levin-rapport geeft weinig aanleiding te denken dat analyses over bedrijven of landen beter zijn.

Hoe verder?

De SEC constateert in haar onderzoek dat het businessmodel nog altijd hetzelfde is. Daarnaast wordt er in de media gesuggereerd dat de ‘raters’ meer vrijheid eisen in ruil voor niet verder downgraden van Amerikaanse schuld (we wachten nog altijd op Moody’s en Finch!). Dat geeft weinig hoop voor de toekomst. De vraag rijst of kredietbeoordeling van landen een taak moet zijn van private bedrijven. Ik ben het eens met de auteurs van dit artikel. Laten we het IMF de beoordelingen maken. Dat doen zij toch al bij het bepalen van financiële (nood)hulp. Het IMF heeft laten zien op flinke afstand van politici te kunnen opereren. De rekenkamers werken ook op deze wijze.

Wat betreft het beoordelen van bedrijven, dienen de rating-bedrijven weer terug  te keren naar het ‘subscriber-model’. En de rating-bedrijven moeten verantwoordelijkheid gaan nemen voor de rating, desnoods tot in de rechtszaal.


Lees ook:Kredietbeoordelaars eindelijk onder vuur en terecht: maar wat is het alternatief?
Lees ook:Duitsland wil Europese kredietbeoordelaar: een verstandig idee
Lees ook:Moody blues
Lees ook:Wie kaatst moet de bal verwachten
Lees ook:Onbegrijpelijke verlaging rating ABN AMRO door Moody’s

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

Naam

Website

Het kan vijf minuten duren voordat nieuwe reacties zichtbaar zijn.